13 april 2020
De Fietsersbond Amsterdam heeft veel waardering voor de aanpak in het Beleidskader ‘Ruimte voor de voetganger’. De Fietsersbond is het volledig eens met de gemeente dat de voetganger meer ruimte verdient en dat voetgangers zich comfortabel en veilig door onze stad moeten kunnen verplaatsen.
In het bijzonder spreekt ons de heldere en controleerbare benadering aan die hier gekozen is: uitgaan van de maatgevende voetganger: lichaamsbreedte, afstand tot andere voetgangers bij zowel meelopen als tegenkomen, afstand tot gevel en trottoirbandvoering. Dit resulteert in een ondergrens voor vrije doorloopruimte van 1,80 meter en een minimale streefruimte van 2,00 meter. Bij grote aantallen voetgangers worden de normgetallen hoger.
Toch zien wij op een aantal punten mogelijkheden tot verbetering.
Aparte breedte-categorie voor straten met zeer lage voetgangersintensiteiten
Wij voorzien dat bij consequente toepassing van deze norm − met name in straten met veel lagere voetgangersaantallen dan de bovengrens van de onderste categorie (10 per minuut) − zowel de rijdende als de parkerende fietser in de knel gaat komen.
Volgens ons onnodig. Wij denken dat het aanbeveling verdient om een groter aantal breedte-categorieën te gebruiken. We pleiten ervoor om voor straten met aanzienlijk lagere aantallen voetgangers dan 10 per minuut, wel de minimumnorm voor de breedte van 1.80 te hanteren, maar een soepeler regel voor (punt)vernauwingen te hanteren (Bijlage 2 van het beleidskader, regel 2). In Bijlage 1 hebben we dit nader uitgewerkt.
Balans in de afweging van de belangen van voetgangers en fietsers
Daarnaast missen wij de balans tussen de belangen van voetgangers en fietsers. Beide vormen van vervoer zijn essentieel in een autoluwe stad. En dus is er behoefte aan een vergelijkbaar beleidskader ‘Ruimte voor de fiets’ waarin voor situaties met gemengd verkeer (inclusief fietsstraten) volgens dezelfde methodiek de minimum- en wensmaten worden vastgelegd. Zolang dit beleidskader niet bestaat is nodig dat een aantal situaties nader worden uitgewerkt:
1. Situaties waarin de beschikbare ruimte niet toereikend is (zoals in het aangehaalde voorbeeld van de Oude Leliestraat waar het Plusnet Fiets doorheen loopt). Een realistisch compromis zou een aparte norm voor dit soort straten zijn. In dit soort straten zou aan één zijde een brede, voor het totaal aantal passanten toegankelijke, stoep moeten komen, waarbij aan de andere zijde de stoep alleen toegankelijk hoeft te zijn voor voetgangers die hun bestemming daar hebben.
2. Vastgelegde overgangsmaatregelen indien essentiële fietsvoorzieningen (zoals fietspaden of fietsparkeermogelijkheden) plaats moeten maken voor het creëren van voldoende voetgangersruimte zonder dat alternatieve fietsvoorzieningen mogelijk zijn omdat andere beleidskaders (terrassen- en uitstallingsbeleid, beleid fietsparkeren) nog niet aangepast zijn.
Parken
Ook in parken is de afgelopen jaren de balans tussen voetgangers en fietsers (onmisbare Plusnet
fietsroutes in voetgangerszone) zoekgeraakt. Wij vinden het wenselijk dat ook de parken
meegenomen worden in deze nota waarbij de balans tussen fiets en voetganger beter wordt
uitgewerkt.
Tenslotte constateren wij in de nota een inconsistentie: het ten onrechte optellen van de aantallen
aan twee zijden van de straat.
In de foto van de Oude Leliestraat op pagina 11 worden de aantallen van beide zijden bij elkaar
opgeteld. Ook in de laatste paragraaf van pagina 12 (3.4 Maatvoering in de praktijk) staat “In de tabel
in paragraaf 3.3 is de Leliestraat een voorbeeld van bovenstaande. Het aantal voetgangers per
minuut is daar voor de hele straat bij elkaar opgeteld en komt mede daardoor in de hoogste categorie
uit.”
Het voorbeeld waarnaar in de tabel in paragraaf 3.3 wordt verwezen is een situatie met één stoep.
Zoals op de foto in paragraaf 3.3 te zien is heeft de Oude Leliestraat aan beide zijden trottoirs.
Optellen van de aantallen is binnen de context van de huidige nota dus niet terecht. Mogelijkerwijs
werd hiermee vooruitgelopen op de gedachte om slechts aan 1 zijde een brede stoep te creëren?
Hier vind u de inspraakreactie in pdf
Bijlage 1
Soepeler regel voor puntvernauwingen voor stoepen met een aanzienlijk lagere
voetgangersintensiteit dan 10 per minuut.
Als voorbeeld nemen we de Noordelijke Marnixstraat. Het aantal voetgangers ligt hier ver onder de
10 per minuut. De voetpaden zijn bruto ongeveer 1.80 breed, maar het aantal “obstakels” (meestal
geveltuinen) is veel groter dan het vereiste uit het beleidskader. Dit leidt niet tot problemen omdat
de geveltuinen het onderling passeren van gewone voetgangers niet belemmert en er ruwweg elke 6
meter (bij de voordeuren) wel een stuk met de volledige breedte is, waardoor in de zeldzame
gevallen dat mensen met bagage of rolstoelen elkaar tegenkomen, ze elkaar toch makkelijk kunnen
passeren.
Lange smalle geveltuinen zijn vrijwel het enige groen in veel straten in de stad en essentieel voor
leefbaarheid en klimaat. Met de nieuwe norm, moeten de trottoirs aanzienlijk breder worden. Die
ruimte is er vaak niet (in de Noordelijke Marnixstraat niet omdat deze een OV-corridor en een
Plusnet Fietsroute is).
Wij pleiten er dus voor om de minimumnorm bij te stellen voor krappe straten waar de
voetgangersaantallen duidelijk lager zijn dan 10 per minuut. Hiervoor zouden de volgende
beoordelingsregels kunnen gelden:
Breedte categorie met een intensiteit lager dan (bijvoorbeeld) 3 per minuut: De basiseisen blijven gelijk: de minimumbreedte is 1.80 m en een vernauwing mag niet smaller zijn dan 90 cm. Maar in regel 2 van de beoordelingsregels van pagina 2 worden de normen voor lengte en frequentie aangepast: